NIP

Home Thema’s Wetenschap – onderzoek De NIP Beroepscode in het BIG-tuchtrecht

De NIP Beroepscode in het BIG-tuchtrecht

Een onderzoek

Auteurs: Els Driessen, Henk Geertsema en Han Diesfeldt[1]

Wie werkt als BIG-geregistreerd gz-psycholoog kan een tuchtrechtprocedure aan de broek krijgen. Pijnlijk, ja, maar er kunnen ook nuttige lessen uit getrokken worden. Els Driessen, Henk Geertsema en
Han Diesfeldt onderzochten tuchtklachten bij de BIG-tuchtcolleges over een periode van vijf jaar. Daaruit stelden zij een top 5 samen, die laat zien welke aspecten van het werk ʻrelatief klachtgevoelig kunnen zijn en extra zorgvuldigheid vereisenʼ.

Inleiding

Gezondheidszorgpsychologen (hierna gz-psychologen[1] genoemd) zijn onderworpen aan tuchtrecht dat is geregeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (ook wel wet BIG), hierna het BIG-tuchtrecht.[2] Klachten zijn meestal afkomstig van individuele cliënten, maar bijvoorbeeld ook een inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) kan een klacht indienen.[3]
De laatste jaren neemt het aantal onder dit wettelijk tuchtrecht ingediende klachten bij de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg af.

Een mogelijke reden voor de afname aan tuchtklachten is dat cliënten sinds enkele jaren ook elders laagdrempeliger terecht kunnen met een klacht, bijvoorbeeld bij een klachtenfunctionaris. Het klachtrecht is erop gericht in het persoonlijke geval een effectieve oplossing te bieden.[4]
In het tuchtrecht staan daarentegen normen en gedragsregels van de beroepsgroep centraal. In veel tuchtuitspraken worden de wettelijke en beroepsethische (gedrags)regels verder uitgelegd. Het tuchtrecht draagt daardoor vooral bij aan normontwikkeling binnen de beroepsgroep. Door kennis te nemen van tuchtrechtuitspraken kunnen individuele gz-psychologen de kwaliteit van de beroepsuitoefening bevorderen.

Volgens de jaarverslagen van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg werden er in 2018 111 klachten tegen gz-psychologen ingediend, waarvan 20,7% gegrond werd verklaard. In 2022 werden 69 klachten ingediend, waarvan 23% gegrond was. Tussen 2018 tot 2022 nam het aantal klachten dus met 38% af, terwijl het percentage gegronde klachten min of meer stabiel bleef. In het jaarverslag van 2022 meldt het tuchtcollege dat er per duizend gz-psychologen 3,73 klachten werden ingediend.[5]

Dit percentage lijkt laag, maar het ontvangen van een tuchtklacht kan nog altijd een stressvolle gebeurtenis zijn. Van Son (2011)[6] voerde gesprekken met twaalf gz-psychologen die een tuchtrechtprocedure hadden meegemaakt. Zij waren daarna extra beducht voor mogelijke volgende verwijten aan hun adres. Het gesprek over hun ervaringen van enkele jaren terug riep nog steeds hevige emoties op.

Volgens Appelo (2018) leiden tuchtprocedures en tuchtrechtbeslissingen nogal eens tot teleurstelling en defensief gedrag van zorgverleners. Hij vindt dat er in opleidingen, bijscholingen en vakbladen veel meer aandacht voor het tuchtrecht nodig is. Dat is dan ook wat wij beogen met deze bijdrage voor De Psycholoog.

Vraagstelling

Met ons onderzoek willen we antwoord geven op de volgende vraag. Welke situaties rond het beroepsmatig handelen van gz-psychologen gaven relatief vaak aanleiding voor een gegronde klacht bij een van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg. Met de resultaten van dit onderzoek willen we gz-psychologen attenderen op aspecten van hun werk die relatief klachtgevoelig kunnen zijn en extra zorgvuldigheid vereisen.

Methode

Alle uitspraken (2018-2022) in het kader van het BIG-tuchtrecht voor gz-psychologen, onder wie ook de specialisten klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog, zijn geïnventariseerd.[1] Uitspraken tegen psychotherapeuten en psychiaters zijn niet meegenomen. Deze beroepsgroepen zijn aparte BIG-beroepen met een eigen beroepscode.[2]
Voor de inventarisatie werd allereerst in de jaarverslagen van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg gezocht naar het aantal afgehandelde klachten tegen gz-psychologen. Daarnaast werd op de website tuchtrecht.overheid.nl gekeken hoeveel (geanonimiseerde) uitspraken tegen gz-psychologen tussen 1 januari 2018 en 31 december 2022 jaarlijks zijn gepubliceerd. Het aantal daarin genoemde gegronde klachten kwam nagenoeg overeen met het aantal op tuchtrecht.overheid.nl gepubliceerde beslissingen inzake gegronde klachten.

De uitspraken op tuchtrecht.overheid.nl zijn geselecteerd op basis van de volgende vier filters:

  1. domein: gezondheidszorg;
  2. startdatum: 01-01-2018;
  3. einddatum: 31-12-2022 en
  4. zoek op woord: gz-psycholoog.

Dit leverde in de desbetreffende periode 408 uitspraken op, zowel gegrond als ongegrond. Volgens vaste jurisprudentie is een klacht gegrond indien het handelen van de psycholoog niet voldoet aan de maatstaf van de redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsbeoefenaar. Het gaat er dus niet om of het handelen waarover wordt geklaagd beter kan. Van de 408 uitspraken hebben we alleen de gegrond verklaarde klachten meegenomen in het onderzoek. De uitspraken op die klachten bevatten immers de meeste leerpunten voor beroepsbeoefenaren.
Indien zowel bij RTG als in hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna CTG) werd geklaagd, is steeds alleen rekening gehouden met de CTG-uitspraak.

Uiteindelijk zijn 63 gegrond verklaarde klachten geselecteerd en bestudeerd. De ECLI-nummers[3] met behulp waarvan de uitspraken over deze klachten online te lezen zijn, staan in bijgaand overzicht (tabel 1). Daarin zijn de uitspraken gesorteerd op zwaarte van de opgelegde maatregel. Soms volgt op een gegronde klacht geen maatregel[4] indien dit door het Regionaal Tuchtcollege raadzaam wordt geacht in verband met de geringe ernst van het handelen of nalaten, de omstandigheden waaronder het handelen of nalaten hebben plaatsgevonden, dan wel omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan. Het college neemt bijvoorbeeld verzachtende omstandigheden in aanmerking of ‘waardeert’ de opstelling van de gz-psycholoog vanwege diens getoonde inzicht in de onzorgvuldigheid van het handelen en de bereidheid lessen te trekken uit de klachtbehandeling.

Wanneer wel een maatregel wordt opgelegd, kan deze volgens artikel 48 lid 1 van de wet BIG een waarschuwing inhouden, een berisping, een geldboete, een schorsing, een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen, een doorhaling van de inschrijving in het register of een binding aan bijzondere voorwaarden het beroep uit te oefenen. [5] In de onderzochte periode werden geen geldboetes of doorhalingen van de inschrijving in het BIG-register aan gz-psychologen opgelegd.

De website tuchtrecht.overheid.nl biedt de mogelijkheid om uitspraken op onderwerp te selecteren, zoals bijvoorbeeld ‘onjuiste diagnose’, ‘onheuse bejegening’, ‘grensoverschrijdend gedrag’. Hoewel sommige van de genoemde onderwerpen aansluiten op een of meer artikelen uit de Beroepscode, is deze indeling naar onderwerp niet gebruikt. Vakgenoten bepalen de indeling niet[6] en mede daardoor geeft die indeling niet altijd een juist beeld van de reden van de klacht. De zoektermen op ‘onderwerp’ zijn daarnaast te algemeen om uitspraken langs de beroepsethische meetlat te leggen omdat een zoekterm niet altijd is terug te voeren op één codeartikel.

Voor de 63 uitspraken is onderzocht hoe de redenen voor gegrondverklaring van een klacht zijn te herleiden tot artikelen uit de NIP Beroepscode voor psychologen. Als onderdeel van de professionele standaard vult de code de in de wet BIG in artikel 47 lid 1 globaal geformuleerde tuchtnormen nader in. Soms worden artikelen uit de Beroepscode die van belang waren voor de gegrondverklaring van een klacht al in de uitspraken door de tuchtcolleges zelf vermeld. Maar vaker worden relevante artikelen uit de Beroepscode niet genoemd. In dat geval noemt het tuchtcollege het handelen van de psycholoog in het algemeen ‘onzorgvuldig’, terwijl voor het gewraakte beroepsmatig handelen wel degelijk meer specifieke artikelen in de Beroepscode te vinden zijn.

In eerste instantie hebben de auteurs ieder voor zich per uitspraak beoordeeld welke artikelen uit de beroepscode zij relevant vonden, gelet op de gegrond verklaarde klachtonderdelen. Voorafgaand aan onze discussie was er niet altijd overeenstemming over het aantal of de strekking van relevant geachte Beroepscode-artikelen. Het was vervolgens niet moeilijk om consensus te bereiken, maar we kunnen niet uitsluiten dat andere beoordelaars van de tuchtuitspraken zoals in Tabel 1 vermeld, tot een licht andere selectie van relevante Beroepscode-artikelen zouden zijn gekomen. De resultaten van de consensus zijn weergegeven in Tabel 1.

Resultaten

Hieronder gaan we nader in op de artikelen uit de Beroepscode die in meer dan 10% van de 63 uitspraken een rol speelden. Het betreft vijf artikelen die met elkaar een top-5 van klachtgevoelige onderwerpen uit de Beroepscode vormen.

Uit het onderzoek kwam het volgende naar voren:

  1. In achttien uitspraken (29%) was de kwaliteit van rapportage ondermaats;
  2. In tien uitspraken (16%) was sprake van rapporteren over anderen dan de cliënt waarbij meestal juist die ander een klacht tegen de gz-psycholoog indiende;
  3. Er waren negen klachten (14%) over onvolledige informatie bij het aangaan en voortzetten van de professionele relatie;
  4. Zeven klachten (11%) hadden betrekking op onvoldoende respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de betrokkene;
  5. Zeven klachten (11%) betroffen het afleggen van verantwoording aan de hand van het dossier.

Hieronder benoemen we per categorie wat het door de tuchtrechter gegrond bevonden klachtwaardige gedrag inhield. Daarbij wordt steeds één uitspraak als voorbeeld nader uitgewerkt.

1.Kwaliteit van rapportage

Een rapportage is blijkens artikel 1.16 van de code (artikel 1.17 Beroepscode 2024) :
“Alle tot één of meer personen herleidbare bevindingen, beoordelingen of adviezen, die mondeling of schriftelijk worden uitgebracht.”
Een verslag van een onderzoek of behandeling is duidelijk een vorm van rapportage, maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor een verklaring op verzoek van de cliënt. Uit het verweer van de psycholoog op een klacht blijkt nogal eens dat de psycholoog zich niet realiseert dat zo’n verklaring een vorm van rapportage is.

Het op basis van jurisprudentie van de tuchtcolleges opgestelde artikel 97 van de Beroepscode (artikel 98 Beroepscode 2024) met daarin de vereisten waaraan zorgvuldige rapportage dient te voldoen, blijkt het meest vaak aanleiding te geven voor een gegronde klacht. Dit artikel 97 luidt als volgt:
“De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van die gegevens en beoordelingen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk zijn. Het rapport dient minimaal aan de volgende eisen te voldoen:

  • Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
  • Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
  • Uit de rapportage moet duidelijk blijken op welke gronden de bevindingen en conclusies berusten en wat de beperkingen daarvan zijn;
  • Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
  • In de rapportage wordt melding gemaakt van de vertrouwelijke aard en na verloop van welke termijn de conclusies redelijkerwijs hun geldigheid hebben verloren.”

Het is begrijpelijk dat een artikel met daarin de vereisten voor rapportage de eerste plek bezet in de top-5. Een geschreven rapport staat immers zwart op wit. De cliënt of een daarin genoemde ander kan het rapport dus steeds teruglezen. Gz-psychologen en specialisten geven met hun ondertekening als deskundige het rapport ook een bepaald gewicht.

Zorgvuldigheid van rapporteren luistert nauw, omdat een rapport door de cliënt kan worden gebruikt in bijvoorbeeld juridische procedures. Uit het verweer van de psycholoog in tuchtzaken blijkt vaak dat gz-psychologen zich dit niet realiseren. Het is dan ook van belang dat de psycholoog zich bewust is van de impact van een rapportage en van de mogelijkheid dat een rapport voor andere doelen wordt gebruikt dan voorzien. Psychologen treffen daarom blijkens artikel 28 van de Beroepscode (artikel 26 Beroepscode 2024) maatregelen om te voorkómen dat onbedoeld gebruik en misbruik van hun rapportage wordt gemaakt. Het is aan te raden de in dat artikel genoemde voorbehouden expliciet in het format voor rapportage op te nemen en boven iedere uitgebrachte rapportage opnieuw te vermelden. Dit standaard terugkerende onderdeel in de rapportage houdt dan in dat de rapportage vertrouwelijk is, dat de conclusies alleen betrekking hebben op de voorliggende doel- of vraagstelling en niet zonder meer kunnen dienen voor de beantwoording van andere vragen. Daarnaast vermeldt het rapport steeds na verloop van welke termijn de conclusies redelijkerwijs hun geldigheid verloren (kunnen) hebben.

Van belang is daarnaast dat gz-psychologen zich bewust zijn van mogelijke belangenverstrengeling of rolvermenging (‘dubbele petten’) wanneer zij op verzoek van een cliënt een verklaring afgeven. Een gz-psycholoog die geen rol heeft als behandelaar kan bijvoorbeeld op verzoek van een cliënt een verklaring afgeven over diens wilsbekwaamheid inzake een specifieke handeling of beslissing. Zou de gz-psycholoog al een andere professionele relatie met de cliënt hebben, bijvoorbeeld als behandelaar, dan is de psycholoog niet in de juiste positie om zo’n verklaring af te geven.

De achttien klachten inzake rapportage die betrekking hadden op artikel 97 waren vijf keer gecombineerd met klachten inzake het rapporteren over een ander dan de cliënt (artikel 96/artikel 97 Beroepscode 2024). Soms werd bij veronachtzaming van artikel 97 ook het recht op correctie van gegevens in de rapportage (artikel 93/artikel 94 Beroepscode 2024) niet nageleefd, noch het toestemmingsvereiste voor rapportage aan derden (artikel 89/artikel 90 Beroepscode 2024) of werden onvoldoende maatregelen getroffen om misbruik van rapportage te voorkomen (artikel 28/artikel 26 Beroepscode 2024). Dit laat opnieuw zien hoe belangrijk het is dat gz-psychologen de nodige zorgvuldigheid in acht nemen wanneer zij rapporteren over hun cliënt.

Geen affectie tussen moeder en kind?

BOX 1 bij artikel 97 (artikel 98 Beroepscode 2024)
Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 22 juli 2019[1]

De psycholoog stelt op verzoek van de gezinsvoogd voor een kind een psychodiagnostische rapportage op, met toestemming van de gescheiden ouders die beiden gezag dragen. De gezinsvoogd had aangegeven het rapport nodig te hebben vanwege een zitting bij de rechtbank over de ondertoezichtstelling van het kind. In het rapport staat onder meer vermeld dat uit de verbinding tussen moeder en kind geen affectie en geen emotionele verdieping blijkt. Moeder dient daarover een klacht in. Zij voert aan dat de rapportage niet voldoet aan de vereisten zoals vastgesteld door het centraal tuchtcollege en dat zij evenmin inzage heeft gekregen in het rapport voordat dit naar de gezinsvoogd werd verzonden.
Het tuchtcollege oordeelt dat de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het rapport berust niet toereikend zijn om de conclusies te dragen. In het rapport wordt verwezen naar een schoolobservatie, maar uit het rapport blijkt in het geheel niet welke observaties de psycholoog tijdens haar bezoek aan de klas van het kind heeft gedaan. Evenmin maakt het rapport duidelijk op grond waarvan de psycholoog tot de vergaande conclusie betreffende affectie en verbinding tussen moeder en kind is gekomen. Daarnaast heeft de psycholoog moeder geen inzage gegeven in het rapport voordat het werd uitgebracht aan de gezinsvoogd. Het tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op.

Toelichting

In deze uitspraak wordt de psychodiagnostische rapportage gelegd langs de lat van de vijf criteria zoals genoemd in artikel 97 van de Beroepscode 2015. De minimale vereisten voor rapportage zijn geformuleerd door het centraal tuchtcollege en zijn al jarenlang dezelfde. Het is dus verstandig om als gz-psycholoog deze vereisten tot uitgangspunt te nemen. De tuchtcolleges toetsen overigens niet of de door de gz-psycholoog getrokken conclusies intrinsiek juist zijn. Het gaat er alleen om of conclusies op de juiste wijze tot stand zijn gekomen.

Ook met artikel 91 van de Beroepscode 2015 heeft de psycholoog geen rekening gehouden. Omdat de rapportage werd uitgebracht aan een derde (de gezinsvoogd) had moeder eerst inzage moeten krijgen. Dit geldt volgens het tuchtcollege temeer omdat de psycholoog bekend was met de precaire situatie van ouders, gezinsvoogd en kind, en ook wist dat het rapport gebruikt zou worden in een juridische procedure die verstrekkende gevolgen voor klaagster zou kunnen hebben, namelijk het verliezen van haar gezag over het kind.

2. Rapporteren over anderen dan de cliënt

“Bij het uitbrengen van rapportage beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen en adviezen tot die aangaande de cliënt, en geeft hij geen oordelen of adviezen met betrekking tot een ander dan de cliënt. Indien voor het doel van de rapportage noodzakelijk is over een ander dan de cliënt gegevens te verstrekken, dan beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog het noodzakelijk acht in een rapportage gegevens over een ander dan de cliënt te vermelden, die hij niet uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft steeds de bron en relevantie van de gegevens aan.”

Uit de tekst van artikel 96 van de Beroepscode (artikel 97 Beroepscode 2024) volgt duidelijk dat rapporteren over anderen dan de cliënt bij uitzondering en slechts onder strikte voorwaarden toelaatbaar is.

In negen van de tien uitspraken werd een verklaring over een ander dan de cliënt gebruikt in (juridische) procedures. Het RTG legde in al deze gevallen de maatregel van berisping op. In een aantal gevallen was de psycholoog er niet van op de hoogte dat zo’n verklaring in de rechtszaal belandde, waarbij het ging om regelingen omtrent voogdijschap of de omgang met kinderen.

Rapporteren over een ander dan de cliënt, zoals een voormalige of huidige relatiepartner, komt nogal eens voor bij complexe echtscheidingen waarna een dergelijke rapportage door een van de (ex-)echtelieden wordt overgelegd in een actuele dan wel toekomstige of voorzienbare juridische procedure. Rapporteren over een (ex-)partner op basis van wat de cliënt over hem of haar vertelt, kan dan al snel problemen opleveren voor de gz-psycholoog die daarmee voor het karretje wordt gespannen van de cliënt.

Een onduidelijke brief aan een cliënt met verstrekkende gevolgen

BOX 2 bij artikel 96 (artikel 97 beroepscode 2024)
Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 13 mei 2022[1]

De klinisch psycholoog heeft de ex-partner van klaagster enige tijd in behandeling gehad. Enige tijd later consulteert deze ex-partner de psycholoog nogmaals. Daarna stelt zij een brief op aan de ex-partner met als titel: “Verklaring omtrent psychologische consultatie”. De rapportage bevat onder andere een waardeoordeel over klaagster, met wie de psycholoog nooit eerder contact heeft gehad. Ook geeft de psycholoog een oordeel over de schadelijkheid voor de kinderen als hun het contact met vader onthouden wordt. Deze verklaring werd in een rechtszaak ingebracht, waardoor klaagster er lucht van kreeg en een klacht indiende. De psycholoog verweerde zich door te stellen dat de brief uitsluitend bedoeld was voor de cliënt om na afloop het besprokene nog eens door te kunnen lezen. In het document werd dit echter niet aangegeven. Het College oordeelt ook dat de psycholoog oordelen velt zonder de gronden daarvoor aan te geven. Daarmee is het tevens een ondeugdelijke vorm van rapportage en in strijd met artikel 98 van de beroepscode. Omdat er geen enkel voorbehoud, beperking of doelstelling is geformuleerd zijn ook de beroepscode artikelen 27 (Voorkómen van misbruik van resultaten) en 28 (Voorkómen van onbedoeld gebruik en misbruik van rapportage) niet nageleefd. Het College rekent dit alles de psycholoog zwaar aan en berispt haar.

Toelichting

Deze casus laat duidelijk zien dat schending van artikel 96 van de beroepscode vaak samengaat met andere fouten. Een dergelijke schending is vaak ingebed in een reeks van onzorgvuldigheden. In dit geval allereerst dat de psycholoog zich uitspreekt over moeder en kinderen, die zij niet gezien heeft en alleen ‘kent’ uit de verhalen van vader. Door haar oordelen en commentaar in een brief aan de cliënt mee te geven, ontstaat een rapportage, die volstrekt niet voldoet aan de gestelde eisen. Deze eisen voor rapportage zijn duidelijk geformuleerd in artikel 97. Omdat er ook geen doel is geformuleerd of enig voorbehoud, is evenmin rekening gehouden met de artikelen 27 en 28. Kon de psycholoog weten dat de brief in een rechtszaak ingebracht zou worden? Waarschijnlijk niet, maar als er sprake is van een vechtscheiding, is grote behoedzaamheid verstandig.

3. Informatie bij het aangaan en voortzetten van de professionele relatie

“De informatie bij het aangaan en voortzetten van de professionele relatie wordt bij voorkeur schriftelijk gegeven, waar nodig mondeling toegelicht en in het dossier vastgelegd. De informatie bevat voor zover van toepassing:

  • het doel van de professionele relatie, de werkwijze, de evaluatie, de context waarin die plaatsvindt en de plaats van de cliënt en de psycholoog hierin;
  • de methoden van onderzoek of behandeling die in aanmerking komen en wat daarvan wel en niet te verwachten is en eventuele neveneffecten of alternatieven;
  • de financiële en andere voorwaarden waaronder psychologen hun opdracht aanvaarden, voor zover deze informatie voor betrokkenen van belang is voor het verlenen van hun toestemming en medewerking aan de uitvoering van de opdracht;
  • de personen met wie de psycholoog in de professionele relatie samenwerkt, al dan niet in multidisciplinair verband;
  • de soort gegevens die over de cliënt worden verzameld, de wijze waarop en hoe lang deze worden bewaard;
  • de geheimhoudingsplicht, wijze van eventuele gegevensverstrekking en aan wie wordt gerapporteerd;
  • de regel in de beroepscode met betrekking tot inzage en afschrift, correctie en blokkering van de rapportage;
  • de gebondenheid van de psycholoog aan de beroepscode en klacht- en tuchtrecht.”

Artikel 63 (artikel 62 Beroepscode 2024) heeft zijn oorsprong in artikel 448 uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) dat vereisten bevat over de informatieplicht van hulpverleners voordat een behandelingsovereenkomst wordt gesloten. Artikel 62 van de Beroepscode 2015 bepaalde daarover dat de psycholoog zodanige informatie aan de cliënt geeft dat deze vrijelijk en welingelicht kan instemmen met de professionele relatie. In de Beroepscode 2024 is dit artikel vervangen door een nieuw artikel 61 waarin naast deze verplichting ook de vereisten die invulling geven aan het samen-beslissen-model zijn weergegeven. Die vereisten houden in dat de psycholoog tijdig en assertief overlegt met de cliënt om na te gaan of deze alle informatie heeft begrepen. Deze artikelen uit de Beroepscode gelden overigens ook voor niet gz-psychologen.

Het behandelplan roept vragen op

BOX 3 bij artikel 63 (artikel 62 Beroepscode 2024)
Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 24 april 2018[1]

Een gz-psycholoog stelt voor een achtjarig kind een behandelplan op waarover zijn moeder nog wat wilde vragen. Uit haar vragen maakt de psycholoog op dat ze niet instemt met het behandelplan. Daarop staakt de psycholoog verdere behandeling. De moeder dient daarover een klacht in. Het regionaal tuchtcollege vindt het behandelplan tamelijk algemeen en begrijpt dat het bij de moeder vragen opriep. In de e-mail van de moeder aan de psycholoog met vragen is echter nergens te lezen dat zij niet zou instemmen met het plan. In haar antwoord stelde de psycholoog zich volgens het College rigide en niet transparant op, hetgeen de relatie met de moeder verstoorde. Het College verklaart de klacht gegrond en legt de gz-psycholoog een waarschuwing op.

Toelichting

In deze uitspraak lijkt vooral het tweede aandachtspunt van artikel 63 een rol te spelen. In plaats van meer duidelijkheid te geven op de vragen van de moeder, trok de psycholoog voorbarig en eenzijdig de conclusie dat moeder niet instemde met het behandelplan. Het kan zijn dat een uitgebreide e-mail met vragen irritatie oproept, maar in het belang van de behandeling van het kind had de psycholoog ruimte moeten bieden voor nader overleg.

4. Respect voor psychische en lichamelijke integriteit

“Psychologen respecteren de psychische en lichamelijke integriteit van de betrokkene en tasten hem niet in zijn waardigheid aan. Zij dringen niet verder door in het privéleven van de betrokkene dan voor het doel van hun beroepsmatig handelen noodzakelijk is.”

Het zal duidelijk zijn dat onder artikel 57 van de Beroepscode (artikel 56 Beroepscode 2024) allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag vallen. Het te ver in iemands leefwereld doordringen is in de onderzochte casuïstiek meestal geen geïsoleerd probleem, maar staat vaak in de context van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals het onbevoegd inzien van het dossier of het niet respecteren van de wens van de cliënt. Daardoor leidt het oordeel van het College ook in 5 van de 6 gevallen tot het opleggen van een zware maatregel, zoals berisping, schorsing of verwijdering uit het BIG-register.

Het dossier inzien voor de eerste ontmoeting

BOX 4 bij artikel 57 (artikel 56 Beroepscode 2024)
Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 5 april 2019[1]

De cliënt is in het verleden in behandeling geweest bij de instelling waar de gz-psycholoog werkt. Na wat geharrewar over een behandelplan dient de cliënt een reeks klachten in. De meeste klachten gaan over het behandelplan. Deze bleken alle ongegrond. De klacht over het zonder toestemming inzien van het oude dossier wordt echter wel gehonoreerd. In de instelling was het gebruikelijk dat de afdeling Aanmelding al om toestemming hiervoor vraagt en daarna het dossier klaar zet voor de behandelaar. De afdeling had in deze casus nagelaten om deze toestemming te vragen, maar zette wel het dossier klaar. De psycholoog ging ermee aan de slag. Gezien het grote belang van de bescherming van de privacy van de cliënt en de uitgebreide wetgeving op dit gebied meent het College toch dat de psycholoog hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft en de toestemming had moeten verifiëren.
Het is immers de verantwoordelijkheid van de zorgverlener om toestemming te vragen en niet de verplichting van de patiënt om bezwaar te maken ten aanzien van inzage in een oud dossier. Het is, met andere woorden, dus de zorgverlener van wie op dit punt een proactieve houding wordt verwacht.”

Inmiddels is de werkwijze binnen de instelling aangepast. Gelet op de omstandigheden van het geval besluit het College verder geen maatregel op te leggen.

Toelichting

In vergelijking met de andere casuïstiek uit ons onderzoek is dit een relatief eenvoudige casus. Het gaat echter wel om een vaak voorkomende situatie: cliënten worden, na al eerder in behandeling te zijn geweest, opnieuw aangemeld. Het is goed dat psychologen zich realiseren dat voor het inzien van een oud dossier toestemming van de cliënt vereist is. Het belang van het opstellen van een goed behandelplan kan geen argument zijn om niet om deze toestemming te vragen.

5. Afleggen van verantwoording

“Psychologen houden van hun professionele activiteiten op zodanige wijze aantekening in het dossier, dat zij in staat zijn van hun handelwijze verantwoording af te leggen.”

Klachten over dossiervoering die vallen onder artikel 35 uit de Beroepscode (artikel 33 Beroepscode 2024) zijn vaak niet een op zichzelf staande klacht maar onderdeel van een klacht die niet primair dossiervoering betreft. Dat neemt niet weg dat een zorgvuldige dossiervoering belangrijk is. Waar standpunten van partijen in een procedure uiteenlopen, wordt immers in beginsel uitgegaan van de juistheid van de dossieraantekeningen.[1] Zie voor meer informatie over “het dossier”, hoofdstuk 4 in de Wegwijzer voor psychologen in de gezondheidszorg.

Leg uit waarom een diagnose of behandeladvies afwijkt van algemeen aanvaarde richtlijnen

BOX 5 bij artikel 35 (artikel 33 Beroepscode 2024)
Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 22 november 2018[1]

Een gz-psycholoog stelt, na onderzoek op verzoek van de ouders bij hun twee zoons van 10 en 13, een aandachtdeficiëntiestoornis vast, en bij een van de jongens ook dyslexie. De ouders klagen bij een regionaal tuchtcollege over de rapporten en daarin vervatte behandeladviezen. Het RTG verwijt de psycholoog dat het rapport opzet en verloop van het onderzoek niet beschrijft. Evenmin is terug te vinden welke informatie de ouders hebben verstrekt. Binnen de beroepsgroep geldt de afspraak om gebruik te maken van de DSM-5 classificatie, de meest recente Nederlandse vertaling van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders uit de VS.

De psycholoog gebruikte echter een andere classificatie en kon het RTG niet duidelijk maken waarom zij dat deed.[1] Ook de behandeladviezen voor de aandachtdeficiëntiestoornis en dyslexie zijn niet in overeenstemming met erkende richtlijnen en protocollen. Het RTG acht haar werkwijze niet transparant of reproduceerbaar. Daardoor is niet te controleren of de psycholoog in redelijkheid tot haar conclusies had kunnen en mogen komen.
De klacht is gegrond. Het RTG legt de maatregel van berisping op. Een lichtere maatregel, zoals een waarschuwing, komt volgens het RTG niet in aanmerking omdat het College zwaar tilt aan de ontoereikende controleerbaarheid van de praktijkvoering van deze psycholoog. Het College ziet anderzijds geen aanleiding voor een zwaardere maatregel omdat de psycholoog tijdens de zitting inzicht heeft getoond in wat er schort aan haar werkwijze en zij nadrukkelijk heeft verklaard dat zij daarin per direct verandering gaat aanbrengen.

Toelichting

Volgens artikel 35 (artikel 33 in de Beroepscode voor psychologen 2024) beschrijven psychologen hun professionele activiteiten zodanig in het dossier, dat zij over hun handelwijze verantwoording kunnen afleggen. In dit geval raadde de psycholoog een behandeling voor dyslexie aan die niet in overeenstemming was met de erkende richtlijn. Afwijken van een richtlijn mag, maar dat vereist dan wel dat de psycholoog dat in het kader van goede zorg uitlegt.[2]

Discussie

Zover ons bekend is niet eerder systematisch onderzoek gedaan naar tegen gz-psychologen gewezen uitspraken van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg.

Onderzoek naar lerende elementen in BIG-tuchtuitspraken tegen andere disciplines dan gz-psychologen is schaars. Wij verwezen al naar het artikel over vijf jaar tuchtrecht voor psychiaters. Daarnaast vormde een artikel over tuchtrecht voor neurologen een inspiratiebron.[1] Ook radiologen, huisartsen, neurochirurgen en kno-artsen hebben in het verleden de lerende effecten van tuchtrecht onderzocht.

In onze studie zochten we naar gemene delers binnen tuchtuitspraken met het doel gz-psychologen in de dagelijkse praktijk te ondersteunen en de kans op een tuchtklacht te verkleinen. Binnen de groep van gegrond verklaarde klachten vielen een aantal situaties op waarvan waarschijnlijk gezegd kan worden dat deze klachtgevoelig zijn.

Allereerst de casussen waarin sprake is van een (complexe) echtscheiding waarin vaker door ouders wordt gestreden om (contact met) de kinderen. In dergelijke lastige situaties blijken gz-psychologen nogal eens in het kamp van één van beide ouders getrokken te worden, hetgeen vaker aanleiding is voor een klacht (zie ook box 2).

Ook situaties waarin de psycholoog een meervoudige cliëntrelatie aangaat, zoals bij de behandeling van minderjarigen, blijken ingewikkeld. Een dergelijke relatie brengt een meervoudige en vaak onduidelijke loyaliteit van de gz-psycholoog met zich mee. Soms dient de psycholoog zijn positie te herdefiniëren zoals wanneer een ouder zich meldt met een nieuwe partner. Een beroepsethisch dilemma doet zich dan voor wanneer ‘het belang van het kind’ niet strookt met ‘het belang van derden’.

Bij het doen van een melding van kindermishandeling bij Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming is het zaak tevoren goed in kaart te brengen via de daartoe opgestelde verplichte stappenplannen[2] hoe de psycholoog dit in overeenstemming met de daartoe opgestelde regels van de meldcode kan doen. Indien er een klacht wordt ingediend, zullen tuchtcolleges het handelen van de psycholoog daaraan toetsen. Daarnaast kunnen Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming onverwacht (bijvoorbeeld telefonisch) een verzoek doen om informatie over een kind en/of de ouders. Hiervoor hoeft een psycholoog – als deze een ouder behandelt – dus niet persé werkzaam te zijn in de jeugdhulp. Ook dan is het verstandig als gz-psycholoog bedenktijd te vragen en niet meteen mondeling informatie te verstrekken. Vraag, zo mogelijk, eerst om schriftelijke toezending van de te beantwoorden vragen en beantwoord die bij voorkeur met toestemming van de cliënt. Wanneer vragen mondeling zijn gesteld en beantwoord, is het belangrijk een schriftelijke samenvatting van het gesprek te vragen en deze goed te controleren op eventuele onjuistheden.

Naast mogelijke complicaties in de beroepsmatige relatie met ouders en/of kinderen, geven ook pro justitia-rapportages in strafzaken regelmatig aanleiding tot klachten tegen gz-psychologen. Zo’n rapportage is voor de onderzochte niet vrijwillig en daarmee wezenlijk anders dan rapportage binnen de GGZ. De uitkomst van de rapportage kan voor de onderzochte bovendien grote gevolgen hebben. Er is dus sprake van een specifieke vorm van rapportage in een meer complexe context. In 2022 is voor dergelijke rapportage een nieuwe richtlijn uitgekomen van het NIFP met aanbevelingen voor een juiste aanpak van een pro justitia-rapportage.[3]

Schending van het beroepsgeheim (artikel 71/artikel 70 beroepscode 2024) behoort niet tot de top-5 van meest overtreden artikelen uit de Beroepscode. Het aantal van zes klachten tegen verontachtzaming van de geheimhoudingsplicht bleef juist onder de enigszins willekeurig gekozen grens van 10% van meest betrokken artikelen uit de Beroepscode en haalde daarmee net niet de drempel voor nadere beschouwing in dit onderzoek.

In de onderzochte periode van vijf jaar vonden we weinig gegronde klachten over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag: twee klachten aangaande artikel 53 (Geen seksuele gedragingen ten opzichte van de cliënt; artikel 52 in de Beroepscode 2024) en twee andere klachten aangaande artikel 54 (Geen seksuele relatie met de cliënt; artikel 53 in de Beroepscode 2024). Dat er relatief weinig gegronde klachten over seksueel grensoverschrijdend gedrag waren, doet geen afbreuk aan de ernst van dergelijk gedrag.[4]

Het geanonimiseerd publiceren van tuchtrechtuitspraken op tuchtrecht.overheid.nl heeft mede als belangrijk doel het scherp houden van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Het is van belang als beroepsbeoefenaar kennis te nemen van de oordelen van de Colleges. Het leert professionals welk belang gehecht wordt aan het correct hanteren van de principes en richtlijnen uit de Beroepscode. Dat geldt in veel mindere mate voor de opgelegde maatregelen. Deze kunnen niet losgezien worden van de ernst van de overtredingen, maar zijn daarnaast ook gebaseerd op de houding van de aangeklaagde psycholoog tijdens de procedure. De Colleges schrijven dit ook regelmatig in hun beoordeling. Deze houding is uiteraard een zeer individuele aangelegenheid. Het NIP heeft een handreiking preventie en omgang met klachten ontwikkeld[5] die psychologen in voorkomend geval kunnen raadplegen.

Conclusies en aanbevelingen

De Beroepscode is een onderdeel van de professionele standaard en geldt voor alle psychologen. Het is kenmerkend voor de gz-psycholoog, als brede generalist die cliënten met uiteenlopende problematiek behandelt, om aan de hand van de principes uit de Beroepscode eigen afwegingen te maken, die te expliciteren en de gemaakte keuzes in concrete situaties te verantwoorden.

De Beroepscode helpt gz-psychologen kritisch naar zichzelf te blijven kijken. Dat is in het belang van de kwaliteit waarop iedere cliënt moet kunnen rekenen. Daarbij is de Beroepscode voor psychologen een hulpmiddel: geen keurslijf, maar een richtsnoer.

Hoe kunnen gz-psychologen scherp blijven op de beroepsethische kwaliteit van hun werkzaamheden?

  1. Houdt regelmatig de beroepsethische aspecten van het eigen beroepsmatig handelen kritisch tegen het licht te houden in intervisie of collegiaal overleg (artikel 99 Beroepscode).
  2. Verdiep je in de tekst van de Beroepscode 2024 en gebruik deze bij je afwegingen.[1]
  3. Neem kennis van de vernieuwde Wegwijzer wet- en regelgeving voor psychologen in de gezondheidszorg.[2] De Wegwijzer beschrijft uitgebreid de relevante wet- en regelgeving op het gebied van de gezondheidszorg en is in geval van een dilemma goed te gebruiken als naslagwerk.
  4. Raadpleeg regelmatig de NIP website.[3] Daarop is veel informatie te vinden over beroepsethiek. Bijvoorbeeld de antwoorden op veel gestelde vragen uit het beroepsethisch spreekuur[4] en de uitspraak van de maand.[5] Daarnaast zijn er ook toelichtende documenten zoals de handleiding preventie en omgang met klachten[6] en het advies geen verklaring aan je cliënt te verstrekken als behandelend psycholoog[7].
  5. Als NIP-lid kan je bellen met het informatiecentrum of beroepsethisch spreekuur voor informatie of advies.
  6. Op de websites tuchtrecht.overheid.nl en skjeugd.nl worden uitspraken van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg en de tuchtcolleges van SKJ gepubliceerd. Leerzaam om kennis van te nemen.

 

Tabel 1

Overzicht van uitspraken in de periode 2018-2022 door Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg, ingesteld op grond van de Wet BIG (Beroepen in de individuele gezondheidszorg), inzake gegronde klachten tegen gz-psychologen. De 63 uitspraken zijn gerangschikt naar zwaarte van de opgelegde maatregel. In de laatste kolom worden de artikelen uit de NIP Beroepscode voor psychologen 2015 vermeld met betrekking tot de klacht.

Zaaknummer Maatregel NIP Beroepscode 2015
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:62 a) Geen 71
ECLI:NL:TGZRAMS:2019:155 Geen 97
ECLI:NL:TGZREIN:2019:20 Geen 57
ECLI:NL:TGZRAMS:2018:131 Waarschuwing 41, 52, 63
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:161 Waarschuwing 7, 15
ECLI:NL:TGZREIN:2018:69 Waarschuwing 41, 51, 91, 93
ECLI:NL:TGZRGRO:2018:46 Waarschuwing 15
ECLI:NL:TGZREIN:2018:49 Waarschuwing 20, 35
ECLI:NL:TGZRAMS:2018:41 Waarschuwing 35, 63, 65
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:88 Waarschuwing 15
ECLI:NL:TGZREIN:2018:32 Waarschuwing 89, 96
ECLI:NL:TGZREIN:2018:34 Waarschuwing 75
ECLI:NL:TGZRSGR:2018:182 Waarschuwing 57, 63, 69, 89, 93
ECLI:NL:TGZRSGR:2018:122 Waarschuwing 19, 35, 63
ECLI:NL:TGZRZWO:2019:69 Waarschuwing 52
ECLI:NL:TGZRZWO:2019:41 b) Waarschuwing 7, 75
ECLI:NL:TGZREIN:2019:77 Waarschuwing 40
ECLI:NL:TGZCTG:2020:177 c) Waarschuwing 71
ECLI:NL:TGZRZWO:2020:117 Waarschuwing 20, 35, 97
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:73 Waarschuwing 19
ECLI:NL:TGZREIN:2021:80 Waarschuwing 7, 63, 97
ECLI:NL:TGZREIN:2022:52 Waarschuwing 19
ECLI:NL:TGZRAMS:2022:109 Waarschuwing 75
ECLI:NL:TGZRAMS:2022:45 d) Waarschuwing 63
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:41 Waarschuwing 15
ECLI:NL:TGZREIN:2018:85 Berisping 35, 93, 97, 106
ECLI:NL:TGZRAMS:2018:132 Berisping 91, 93, 97, 104
ECLI:NL:TGZREIN:2018:68 Berisping 35, 63
ECLI:NL:TGZRAMS:2018:49 Berisping 96, 97
ECLI:NL:TGZRAMS:2018:42 Berisping 41, 97
ECLI:NL:TGZREIN:2018:33 Berisping 97
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:40 Berisping 96
ECLI:NL:TGZRSGR:2018:116 Berisping 7, 96
ECLI:NL:TGZREIN:2019:78 Berisping 63, 91, 93, 97
ECLI:NL:TGZRZWO:2019:104 Berisping 91, 97
ECLI:NL:TGZRSGR:2019:187 Berisping 7, 96, 97
ECLI:NL:TGZRGRO:2020:18 Berisping 20, 27, 28, 29, 50, 51, 57, 59, 89, 97
ECLI:NL:TGZREIN:2020:54 Berisping 7
ECLI:NL:TGZREIN:2020:16 Berisping 25, 41, 96, 97
ECLI:NL:TGZRAMS:2020:20 Berisping 28, 49, 89, 96, 97, 103
ECLI:NL:TGZRAMS:2020:1 Berisping 54
ECLI:NL:TGZREIN:2020:55 Berisping 19
ECLI:NL:TGZREIN:2021:60 Berisping 16, 21
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:74 Berisping 19
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:72 Berisping 41, 96
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:54 Berisping 71, 75, 97
ECLI:NL:TGZRAMS:2002:10 Berisping 57, 71
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:13 Berisping 57, 71
ECLI:NL:TGZRGRO:2021:44 Berisping 53, 108
ECLI:NL:TGZREIN:2022:51 Berisping 54, 98
ECLI:NL:TGZREIN:2022:54 Berisping 96
ECLI:NL:TGZRAMS:2022:110 Berisping 81
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:53 Berisping 27, 28, 96, 97
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:45 Berisping 49, 79, 87
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:23 Berisping 32, 71, 89, 97
ECLI:NL:TGZRSGR:2022:3 Berisping 52, 55
ECLI:NL:TGZRSGR:2022:4 Berisping 18
ECLI:NL:TGZRAMS:2020:47 Voorwaardelijke schorsing 97, 101
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:28 Voorwaardelijke schorsing 20, 53, 57, 59, 63, 106
ECLI:NL:TGZRGRO:2021:37 Voorwaardelijke schorsing 91, 93
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:109 e) Voorwaardelijke schorsing 55, 98
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:101 Gedeeltelijke ontzegging 52, 57, 102, 106
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:99 Verbod herinschrijving 19, 35, 36, 37, 38, 51, 52

 

Noten

a) maatregel gewijzigd in hoger beroep: ECLI:NL:TGZCTG:2019:148

b) maatregel gewijzigd in hoger beroep: ECLI:NL:TGZCTG:2021:1

c) beslissing en maatregel (ECLI:NL:TGZRAMS:2019:185) gewijzigd in hoger beroep (ECLI:NL:TGZCTG:2020:177)

d) beslissing en maatregel gewijzigd in hoger beroep: ECLI:NL:TGZCTG:2023:6

e) beslissing en maatregel gewijzigd in hoger beroep: ECLI:NL:TGZCTG:2022:155

Voetnoten

[1] Mr. E.A.M. Driessen: secretaris College van Toezicht NIP, gezondheidsrechtjurist, drs. H. Geertsema: Lid College van Toezicht NIP sinds 2021, auteur en docent op het gebied van beroepsethiek, dr. H.F.A. Diesfeldt: lid College van Toezicht NIP van 2010-2022, zelfstandig onderzoeker.

[1] Er zijn ruim 19.500 gz-psychologen in 2024.

[2] In dit artikel zijn tuchtuitspraken van de SKJ-tuchtcolleges buiten beschouwing gelaten.

[3] Zie artikel 65 lid 1 wet BIG voor wie een klacht kunnen indienen.

[4] Ingevolge artikel 13 e.v. Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) is de zorgaanbieder verplicht voor een effectieve en laagdrempelige klachtenregeling zorg te dragen.

[5] https://www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl/over-de-tuchtcolleges/jaarcijfers-tuchtcolleges/jaarcijfers-2022/regionale-tuchtcolleges/afgehandelde-klachten#anker-1-afgehandelde-klachten-per-beroepsgroep

[6] Van Son, M.J.M. Ik zou het zo wéér doen: over tuchtrecht en psychologen in de gezondheidszorg. Afscheidsrede als hoogleraar klinische psychologie. Utrecht, 2011.

[1] Voor deze periode is gekozen omdat we daarmee ook eventuele uitspraken in hoger beroep in de jaren na 2022 konden meenemen.

[2] Deze beperking leidt er toe dat interessante tuchtrechtspraak voor die beroepsgroepen buiten beschouwing blijft die ook voor gz-psychologen van belang kan zijn. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak over het selectief vernietigen van delen van het dossier. https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TGZCTG_2021_61

[3] ECLI is de afkorting voor European Case Law Identifier, een Europese standaard voor het uniek nummeren van rechterlijke uitspraken.

[4] Dat dit mogelijk is staat in artikel 69 lid 4 wet BIG.

[5] Lees voor een uitleg over de verschillende soorten maatregelen https://www.bigregister.nl/over-het-big-register/maatregelen/soorten-maatregelen.

[6] H.J. Kolthof, “Tuchtrechtmaatregelen opgelegd aan psychiaters; een overzicht over 5 jaar”, in Tijdschrift voor Psychiatrie 62(2020)5, p. 355

[1] https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TGZRZWO_2019_104

[1] ECLI:NL:TGZRZWO:2022:53

[1] https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TGZRAMS_2018_41

[1] https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TGZREIN_2019_20

[1] Mr. dr. C.A. Bol & mr. D. Zwartjens, Kroniek rechtspraak Tuchtrecht 2024 in Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2024 (48) 2, p. 51.

[1] American Psychiatric Association (2014). Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). Nederlandse vertaling van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition. Amsterdam, Boom.

[2] Zie voor een toelichting hierop hoofdstuk 1.4.2 van de Wegwijzer wet- en regelgeving voor psychologen in de gezondheidszorg.

[1] https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI__NL__TGZREIN__2018__85

[1] I.A. Gimbel, M. Mostert, B.J. van Leeuwen, R.B. van Leeuwen, From discipline to quality of care: how neurologists can learn from decisions of disciplinary tribunals, Eur Neurol, DOI:1159/000521391, January 11, 2022.

[2] Zie paragraaf 3.3.6.1 en 3.3.6.2 in de vernieuwde Wegwijzer wet- en regelgeving voor psychologen in de gezondheidszorg.

[3] https://www.nifp.nl/onderwerpen/rapportage-algemeen/documenten/publicaties/2022/04/20/nifp-richtlijn-forensisch-psychologisch-onderzoek-en-rapportage-in-het-strafrecht

[4] https://www.igj.nl/publicaties/publicaties/2024/03/05/seksueel-grensoverschrijdend-gedrag-door-zorgverleners-meer-dan-een-incident en https://www.igj.nl/publicaties/publicaties/2023/02/27/factsheet-het-mag-niet-het-mag-nooit

[5] Handreiking-preventie-en-omgang-met-klachten-1.pdf

[1] Beroepscode voor Psychologen – NIP

[2] Wegwijzer wet- en regelgeving – NIP

[3] Home – NIP

[4] Veelgestelde vragen – FAQ beroepsethiek – NIP

[5] Uitspraken van de Maand – Tuchtrecht voor Psychologen – NIP

[6] Handreiking-preventie-en-omgang-met-klachten-1.pdf

[7] Waarom-een-behandelend-psycholoog-geen-verklaring-afgeeft.pdf